Roel

Roel: content met zijn huis, maar het blijft overleven

De man met de rode baret. Zo kennen velen hem: Roel. Maar hij heeft zijn baret inmiddels afgedaan en is weer ‘aan de hoed’, net als vroeger. Misschien is het wel symbolisch. Zoals zijn baret (een groot deel van) zijn zwervend bestaan tekende, zo duidt zijn hoed op onderdak. Onderdak heeft Roel sinds december 2011. Via Housing First kwam hij aan een huurwoning op ‘3 hoog achter’. Op 25 september 2012 verhuisde hij naar een benedenwoning. Dat was een stap vooruit: geen trappen en gemeenschappelijke ruimtes meer en zelfs een klein tuintje.

Wat betekent wonen voor je? “Een eigen plek, geborgenheid, een bed van mezelf.” Geeft het je rust? “Niet speciaal, op straat voelde ik ook rust. Zwerven geeft iets van vrijheid: je hebt niks, dus je hebt ook geen zorgen. Je enige beslommering is een slaapplek vinden en een paar euro voor een hap eten. In die zin is het overleven.” Heb je dat overleven nu achter je gelaten? “Nou, in wezen ben ik dat nog aan het doen. Mijn huidige situatie is natuurlijk wel positief in vergelijking met mijn bestaan op straat. Ik ben er content mee, want net als iedereen wil ik tenslotte het liefst ‘huisje-boompje-beestje’. Een woning geeft je ook verantwoordelijkheidsgevoel. Dat gaat gepaard met een bepaalde angst en druk om wat ik nu heb, niet uit m’n handen te laten glippen. Dat is echt anders dan de relatieve zorgeloosheid van de straat. Maar ik leef van een WAO-uitkering en moet nog schulden afbetalen. Ik heb net iets te veel om dood te gaan, maar te weinig om echt leuk te leven. Ik merk dat ik ook niet meer zo intens blij kan zijn als vroeger. Het leven heeft me te veel teleurgesteld. In die zin is het niet echt leven, maar eerder overleven.”

Koken en aanspraak
Hoe ga je daar mee om? “Niet aan morgen denken. Ik ben iemand die leeft met de dag, dat heb ik van mijn zwervend bestaan geleerd.” Maar je hebt toch een reden om ’s morgens op te staan? “Ik sta op omdat ik genoeg heb aan vijf, zes uur slapen. Ik wil me niet kapot vervelen in bed. Voor mij is elke dag zo’n beetje hetzelfde. Maar dat vind ik niet erg, ik kan heel goed niks doen.” Heb je een dagbesteding, zoek je contacten met anderen? “Ik ben bezig met een dagbesteding. In de twee jaar dat ik in de nachtopvang zat, heb ik gekookt voor de deelnemers van Werkstek. Chef de cuisine was ik, haha! Maar daar ben ik in februari mee gestopt, omdat ik wil doorgroeien. Ik ben nu in gesprek met Els Keet van de Stichting Ervaring die Staat om wekelijks drie, vier dagen te gaan koken voor mensen die net uit de opvang zijn.” Kun je meteen mee-eten, ook wel handig! “Ik denk niet dat ik dat doe. Zelf eet ik namelijk maar heel weinig. Twee biefstukjes tartaar, dan heb ik voor een hele dag genoeg. Maar koken voor anderen geeft me wel wat aanspraak. Ik kan goed alleen zijn, maar ik ben tegelijkertijd ook een mensenmens. Wat dat betreft is het trouwens fijn dat ik een huis heb in Gestel. Daar heb ik vroeger altijd gewoond, dus ik kom vrij veel kennissen tegen. Daar ga ik wel eens mee biljarten, een biertje drinken, wat kletsen. Verder heb ik geen speciale hobby. Alleen vissen. Dat deed ik vroeger bij de Philips-vijvers. Dat zou ik wel weer willen oppakken.”

Alles is gericht op geld
En hoe zit het met de begeleiding die je krijgt? “Oh, prima. Timo steunt me, hij komt viermaal in de week langs. Dan hebben we het over dagelijkse dingen, dat de shag weer duurder wordt bijvoorbeeld.” Je krappe financiële situatie is je grootste zorg? “Ja, maar daar kunnen begeleiders ook weinig aan doen. Ze doen hun best, maar ze zitten, net als instellingen, vast in het systeem van de Nederlandse samenleving. Dat hele systeem is opgehangen aan het bezit van geld. Heb je dat, dan is er van alles mogelijk. Heb je het niet, dan kun je ook niet veel.” We wilden je nog naar je grootste wens vragen. Maar waarschijnlijk kunnen we het antwoord al raden…. “Ja, de staatsloterij winnen. Financiële onafhankelijkheid zou veel bijdragen aan mijn levensvreugde. Dan zou ik ook kunnen reizen, dat doe ik heel graag. Overal het leven gaan bekijken. Intussen zou ik willen dat er minder van die belachelijke regels waren in Nederland. Weet je dat ze in Berlijn blij zijn als je op straat drinkt? Dat komt omdat de lege flessen de daklozen een middel van bestaan geven. In Nederland denken ze daar helemaal niet aan. Daar krijg je gewoon een bekeuring. Kijk, dat bedoel ik nou!”